Dit wordt een heel voorspelbaar stukje. De titel zegt al genoeg: de zon schijnt en de temperatuur loopt op. Een mens wil buiten zijn en u begrijpt het al: ik zit binnen. Maar daar valt nog mee te leven.
Op één kamer met twee collega's zit ik. Daar is heel goed mee te leven, want het zijn fijne collega's, als mens én als medewerker, als u het subtiele verschil kunt waarderen. Maar nou is net de ene vertrokken naar een bijeenkomst ergens in het land en de ander heeft vanmiddag vrij.
En dat is een combinatie die pijn doet. Ik zei al: het wordt een voorspelbaar stukje. Zit ik hier vanmiddag helemaal alleen, achter een pc, met uitzicht op een zonovergoten campus, door reusachtige ramen die vorige week nog van binnen en van buiten blinkend schoon zijn gewassen door de glazenwassers.
Mijn enige troost is nu een enorme klodder eksterpoep, die door zo'n kwetterende rotvogel op mijn raam is gedeponeerd, vlak nadat de laatste glazenwasser was verdwenen, en precies op ooghoogte, vol in mijn blikveld.
Die smet op mijn uitzicht ga ik vanmiddag tandenknarsend koesteren. Rotvogel. Rotzon.