maandag 8 maart 2010

Muzikale voorhoedegevechten

Ok, echt helemáál goed was het niet gevallen, het concert vorige week maandag met uitsluitend muziek van Pierre Boulez (Nieuw Ensemble o.l.v. Ed Spanjaard, de interessantste dirigent van Nederland), maar als je de muziek met mondjesmaat tot je neemt, dan is genieten het devies bij deze ongrijpbare, maar o zo subtiele muziek.

Verdere uitstapjes in de moderne klassieke muziek maak ik met toenemend plezier, ook al stuit ik nog regelmatig op muzikale onverteerbaarheid. Zo schafte ik jaren geleden een cd aan met muziek van Yannis Xenakis: daar ben ik nu nog van aan het bijkomen. Ik herinner me vooral een stuk voor klarinet en cello, waarin de instrumenten pas tegen het eind te herkennen zijn. Ik zeg nu niet: die Xenakis is een rommelaar en laat maar zitten, maar de moed om weer een confrontatie aan te gaan ben ik nog aan het verzamelen. Misschien ben ik bang om voor een Xenafoob te worden aangezien...

Eergisteren mocht ik een andere ontdekking doen: de strijkkwartetten van Karl Amadeus Hartmann. Wat een fantastisch goede muziek!
En gisteren was het - precies een week na het Boulezconcert - blijkbaar tijd voor een andere beproeving: een genereus aanbod van vriend H. stelde me in staat om een optreden van het Zehetmair Quartett bij te wonen. Op het programma prijkte, naast Bruckner (!) en Beethoven, een strijkkwartet van Heinz Holliger, die behalve hoboïst ook componist is en wel als leerling van - u raadt het al - Boulez... Dat was te horen in het half uur durend kwartet nr. 2, en niet op z'n voordeligst.
Wat me daarbij eigenlijk het meest verbaast is dat Holliger zich een voortzetter toont van een avantgarde in de klassieke muziek die allang zijn strijd gestreden heeft. Boulez, Ligeti, Berio, Stockhausen en Kagel, om er maar een paar te noemen, hebben hun tijd gehad, gaan door voor zover ze nog leven, maar zijn aan alle kanten ingehaald door de nieuwere componisten en hun uiteenlopende stromingen, zoals Glass en Reich, Schnittke en Pärt, Taverner en Adès, toondichters die met hun vrijmoedige terugkeer naar de al dan niet verdraaide drieklank in vrijwel niets meer herinneren aan de al dan niet veredelde piep-plonk-knars van de naoorlogse generatie van serialisten en aleatoristen en hoe ze ook verder aangeduid worden. Holliger: ik heb het altijd een braaf manneke gevonden, met z'n uitgestreken smoeltje en dat kapelaansbrilleke. Hij toonde zich nu een braaf navolgertje van Boulez, met muziek die helaas niet meer verrast, maar irriteert. En daar was Boulez nou net zo duidelijk over...