Mungo? Múngo? Wie heet er in godsnaam Mungo? Wel, Mungo Park dus, die vernoemd blijkt te zijn naar de heilige Mungo uit de late 6e eeuw, patroonheilige van Glasgow.
Ik kende de naam vaag, maar had geen idee wie Mungo Park nu eigenlijk was, totdat ik onlangs - op jacht naar bijzondere boeken in de collectie van de UB Nijmegen - op een tweedelige uitgave van Parks reisverslagen naar de binnenlanden van Afrika stuitte. Het is een uitgave uit 1815 en de eerste uitgave waarin beide reizen (uit 1795-97 en 1805-06) worden beschreven. De UB Nijmegen is de enige universitaire bibliotheek in Nederland in het bezit van deze prachtige set. Dus ben ik achter het verhaal van deze Schot aangegaan. Een Schot, jazeker. En wie mij goed kent, die weet dat ik iets met Schotten en Schotland heb, en dan laat ik de whisky even buiten beschouwing. Jaren geleden kwam ik op het spoor van James Hogg (1770-1835), geboren in Ettrick Hall in de Schotse Laaglanden, en verzorgde een Nederlandse uitgave van zijn Confessions of a Justified Sinner in een voortreffelijke vertaling van Jan van Gelder. Nu stuitte ik dus op deze Mungo Park en die blijkt één jaar later geboren te zijn, op nog geen tien kilometer afstand van Ettrick Hall. Alweer een intrigerende Laaglander dus, want deze arts-avonturier werd er tweemaal op uitgestuurd om de precieze loop en oorsprong van de Niger-rivier in West-Afrika in kaart te brengen. Het is hem duur komen te staan: in 1806 is hij bij een confrontatie met een vijandige stam bij de stroomversnellingen van Bussa om het leven gekomen. Zijn dagboek van die laatste reis werd door een trouwe medereiziger meegenomen en wereldkundig gemaakt.
De reisverslagen zijn fascinerende lectuur, zoals dat heet, vol onverwachte details en vrijwel geheel verstoken van het Europese superioriteitsgevoel dat latere koloniserende machten kenmerkte. Park was oprecht geïnteresseerd in zijn nieuwe omgeving, sloot (vroeg)wijze verdragen met de locale machthebbers en voegde zich over het algemeen soepel in het westafrikaanse leven. Niet in alle opzichten natuurlijk, want het klimaat was gruwelijk, zeker op de tweede reis die te laat begonnen was en midden in het regenseizoen viel. Mungo schrijft helder en koel en zeer gedetailleerd, zozeer zelfs dat je je afvraagt waar hij de tijd en vooral de energie vandaan haalde om überhaupt iets te noteren na weer een dag van verzwakking en uitputtende klauterpartijen. Schotse stoer- en koppigheid, zullen we maar zeggen. Bovendien is zijn eerste reisverslag bewerkt vóór publicatie door een onbekende, die er wellicht een licht verfraaiend waas overheen heeft getrokken.
Park liet een weduwe achter, die in haar meer dan standvastige liefde niet kon geloven dat haar man werkelijk dood was. Dat leidde tot een tweede tragedie in haar leven. Haar zoon Thomas, behept met dezelfde dadendrang als zijn vader, maar minder gehard, nam zodra zich de gelegenheid voordeed de eerste boot naar Afrika, om zijn vader te zoeken en zijn moeder op die manier de troost te brengen die zij zo fel ontbeerde. De moeder kwam pas achter de nieuwe verblijfplaats van haar zoon door een brief die Thomas haar stuurde vanuit een kustplaats in West-Afrika. Op nog geen 150 kilometer de binnenlanden in kwam zijn moedige, ontroerende, maar weinig doordachte actie tot een abrupt einde. Hij stierf, door ziekte uitgeput, zonder ook maar iets meer omtrent het lot van zijn vader te hebben vernomen.