Een oud boerderijtje op de grens van Brabant en Limburg is vandaag verkocht. Met een aardige lap grond erbij. Als je nu gaat kijken hoe het eruit ziet, schrik je je rot. Ik niet, want ik zie het met ogen van twintig, dertig jaar geleden. Dan straalt het in de zon, de boerderij witgeverfd, met groene ramen en rode dakpannen, het omliggende terrein gladgemaaid en frisgroen, met een pasgeteerde houten schuur en een weelderige bosrand op de achtergrond. Op het gras spelen kinderen, waaronder die van mij. Een idylle, zo wordt al het gewaardeerde verleden, een zonovergoten idylle.
Het is al jaren niet meer in gebruik geweest, althans niet meer op de manier van twintig, dertig jaar geleden. Dat heeft veel met opgroeiende en volwassen wordende kinderen te maken. En ook met een paar harde rukken die het lot aan ieders leven geeft. Langzaam wen je eraan dat een mooi (herinnerd) verleden wegglijdt. Er komen andere dingen voor in de plaats, waarvan je vurig hoopt dat je ze ooit, over tien, twintig, dertig jaar, ook tot een idylle mag maken.
Voor nu kijk ik nog één keer over het toegangshek aan de zijkant van de boerderij en zie ons allemaal een voor een uit de groene staldeur komen. Het is het begin van de avond. Niemand kijkt naar opzij, iedereen kijkt verwachtingsvol naar voren, naar buiten, naar het grasveld dat zich voor hen uitstrekt, gelokt door het vreugdevuur dat is ontstoken (toestemming van de lokale brandweer was toen nog niet nodig). Van waar ik sta kan ik het vuur niet zien, maar ik weet dat nu iedereen er naar staat te kijken, zwijgend en gefascineerd door de vlammen.
Het is al jaren niet meer in gebruik geweest, althans niet meer op de manier van twintig, dertig jaar geleden. Dat heeft veel met opgroeiende en volwassen wordende kinderen te maken. En ook met een paar harde rukken die het lot aan ieders leven geeft. Langzaam wen je eraan dat een mooi (herinnerd) verleden wegglijdt. Er komen andere dingen voor in de plaats, waarvan je vurig hoopt dat je ze ooit, over tien, twintig, dertig jaar, ook tot een idylle mag maken.
Voor nu kijk ik nog één keer over het toegangshek aan de zijkant van de boerderij en zie ons allemaal een voor een uit de groene staldeur komen. Het is het begin van de avond. Niemand kijkt naar opzij, iedereen kijkt verwachtingsvol naar voren, naar buiten, naar het grasveld dat zich voor hen uitstrekt, gelokt door het vreugdevuur dat is ontstoken (toestemming van de lokale brandweer was toen nog niet nodig). Van waar ik sta kan ik het vuur niet zien, maar ik weet dat nu iedereen er naar staat te kijken, zwijgend en gefascineerd door de vlammen.
tekening: Eefje