woensdag 12 januari 2011

Čapek

Nee, echt zin om nog romans te lezen heb ik niet. Dat was begin vorig jaar al een wat bedroefd stemmende conclusie, waar ik me er goddank (?) in 2010 niet op heb vastgepind, maar hetzelfde gevoel overviel me nu weer: waarom nog romans lezen en zeker hedendaagse romans, die toch allemaal onveranderlijk worden aangeprezen als meesterwerken. Als het dan moet, dan maar herlezen: zoals ik al eerder schreef, een ervaring apart.
En dan toch, als door een magische kracht er naartoe getrokken, zie je een boek liggen dat je eenvoudigweg moet kopen en lezen. Het overkwam me vandaag in boekhandel Augustinus, een prettige boekwinkel met lieve, hulpvaardige mensen achter de toonbank. Met grote banieren stond op de winkelruit: OPRUIMING. En ik weet uit ervaring dat hun kasten meestal wel een juweeltje bevatten. Zo vond ik Een doodgewoon leven (1934) van Karel Capek (1890-1938), een uitgave van Wereldbibliotheek uit 2008.
Over het boek had ik bij verschijnen al wat gelezen en het leek me toen wel wat. Nu wist ik dat wat zekerder: ik kocht het en begon vanavond te lezen. En nu wéét ik het absoluut zeker: dit is een boek voor mij (en voor u, lieve lezer!). Wat een schitterende hommage aan het leven, deze beschrijving van een doodgewoon leven, met ongewone trefzekerheid door een zogenaamd doodgewoon mens opgeschreven, waarna het manuscript door de dokter die zijn overlijden heeft vastgesteld wordt doorgegeven aan een belangstellende vage kennis van de overledene. Die voelt zich er wat verlegen mee: "Ik had niet moeten zeggen dat ik het zal lezen. 'Is het de moeite van het lezen wel waard?' vroeg hij onzeker. De dokter haalde zijn schouders op." Zo staat het in de proloog op bladzijde 7.
Ik verzeker u, waarde lezer, dat dat gebaar van de dokter het meest onterechte gebaar in de wereldliteratuur is, wat natuurlijk tegelijkertijd pleit voor de meesterhand van Capek zelf.

Naschrift (31 januari):
Ik heb het boek inmiddels uit (ja, u kijkt naar de datum: inderdaad, ik heb er lang over gedaan, maar deels ook omdat ik er iets anders van 600 bladzijden 'tussendoor' moest lezen) en ben er nog steeds verrukt van. Voor wie van het autobiografische genre houdt, is het een must, maar ook voor iedereen die op zijn eigen leven terugblikt is het een onvergetelijke leerschool. Halverwege het boek begint de autobiograaf in kwestie namelijk te twijfelen en roert zich een innerlijke stem die het geschrevene aan geheel andere interpretaties onderwerpt. Het eind van het liedje is dat er wel vijf, zes, nee zeven of acht levens te onderscheiden zijn: mijn ene leven, zo verzucht de autobiograaf, werd dus door een menigte geleefd en het vaandel met daarop in grote letters 'IK' werd door telkens een ander uit die menigte gedragen. Een doodgewoon leven blijft het, maar wel in al z'n complexiteit. Mocht u dit alles te filosofisch voorkomen: het boek is en blijft tot de laatste bladzijde leesbaar!