Ik eet mijn boterhammen dubbel. Vrijwel mijn hele leven al. Niks bijzonders: ik deel die gewoonte met meer dan de helft van de Nederlanders. Lekker dik kaas ertussen en hoppa! Maar want en dus... soms is een naaste zo aardig om echt naast me te staan, bijvoorbeeld bij het Smeren der Boterhammen. En dan gaat er op 54-jarige leeftijd een lichtje op: ik zie mezelf door haar ogen de boterhammen op zo'n manier uit het plastic halen dat ze na behandeling met boter en beleg weer net zo tegen elkaar zitten als ze uit de verpakking kwamen. Niet anders dus. Vooral niet anders. Geen gehussel. De oorspronkelijke structuur wordt gehandhaafd, niet bewust, maar met de feilloze bewegingen van eeuwige repetitie. Ik klamp mij dus al jaren vast aan de natuurlijke vorm en structuur van het brood zoals me dat verkocht is. Ik ben de bakker trouw tot in den doet.
Vraag: zal ik het vanaf nu anders gaan doen, al is het maar af en toe? Ik denk het niet, het zou me niet smaken, die verkeerd op elkaar liggende boterhammen. Terug naar de natuur, ik doe het al een eeuwigheid.
He Léon,
BeantwoordenVerwijderenIk ken het gevoel. Is hier misschien sprake van beroepsdeformatie? Alles op volgorde?