
De strijd tussen ultra-darwinisten enerzijds en creationisten anderzijds blijft voortduren en smeulen als een veenbrand. De eerste groep probeert het darwinisme aan te wenden om alles te verklaren en dus ook om God overbodig te verklaren, de andere groep ziet het darwinisme niet alleen als een bedreiging voor de zienswijze dat de bijbel de enige Waarheid is, maar ook als bedreiging voor het morele heil van de mens.
Een BBC-documentaire die ik vanavond zag, Did Darwin kill God?, probeert de middenkoers aan te houden en is me dus al sympathieker dan de extreme posities die hierboven worden beschreven. De samensteller en presentator, Conor Cunningham, presenteert zich als christen én overtuigd aanhanger van de evolutietheorie. Hij ging op zoek naar wat een wig dreef tussen Darwin en het geloof in God en komt ondermeer tot de conclusie dat de orthodoxie van de Kerk altijd een symbolische interpretatie van de bijbel heeft ingehouden en dat de letterlijke interpretatie, die altijd kan leiden tot de bewering dat de aarde hooguit 6000 jaar oud is en in zes dagen geschapen is, een anomalie is geweest en altijd zal blijven.
In de loop van de één uur durende documentaire verschijnen heel wat personen voor de camera, maar degene die me het meest bij is gebleven was Michael Ruse, een Britse wetenschapsfilosoof en atheist, die het ondanks die combinatie heel wel mogelijk vindt dat mensen in een God geloven én darwinist zijn. De wetenschap moet zich bezighouden (houdt zich daar ook alleen maar mee bezig!) met de vraag "Hoe?", dan kunnen gelovigen zich bezighouden met de vraag "Waarom?" Wetenschappers als Richard Dawkins en Daniel C. Dennet, die de oorlog verklaren aan God, gaan hun boekje als wetenschappers te buiten en doen in feite uitspraken over iets waar ze geen uitspraken over kúnnen doen.
Ook al ga ik steeds meer twijfelen aan het bestaan van God, de gedachte dat men als wetenschapper geen geldige uitspraken kan doen over het godsbestaan is me toch wel heel erg dierbaar.


Toen later op de avond het inmiddels vertrouwde "Opname A", "Opname B", "Opname C"en "Opname D" klonk, en er harde oordelen werden geveld over opname D, moest ik onwillekeurig terugdenken aan het vierde reetje. Op dat bospad hadden we elkaar nog weten te ontwijken, maar hier in de huiskamer had pianist Barenboim minder geluk dan het ree. Had-ie z'n kont maar moeten bewegen in plaats van star door te drammen...
.jpg)
is dan ook meteen het enige werkelijke portret van William Shakespeare. Het is bij zijn leven gemaakt, toen hij 46 was (in 1610 dus). De tot dusver gezaghebbende afbeeldingen zijn het Droeshout-portret uit de First Folio en de buste op het grafmonument in Stratford-upon-Avon. Geen van beide is bij leven gemaakt. Kortom, wat we hierboven zien is het enige betrouwbare portret van de grote Bard.