Het lied en de liedkunst zijn wat mij betreft wat ondergeschoven kindjes in mijn nimmer verflauwende belangstelling voor klassieke muziek, met uitzondering van het zogeheten orkestlied. Dat aparte genre kan zich al heel lang in mijn belangstelling verheugen. Een zanger, maar liever nog een zangeres jubelt en kweelt met begeleiding door een heus orkest. Goede voorbeelden zijn natuurlijk de liedercycli van Gustav Mahler (Rückertlieder, Kindertotenlieder, Lieder eines fahrenden Gesellen), Richard Strauss (Vier letzte Lieder en veel andere liederen), Richard Wagner (Wesendocklieder) en Alban Berg (Sieben frühe Lieder).
Ik ontdek er echter telkens weer meer, zoals onlangs het schitterende Il Tramonto van Ottorino Respighi, die bovendien ook andere Shelleygedichten aldus bewerkte (Aretusa, La Sensitiva). De speurtocht gaat door, zeker nu ik door Spotify (ik weet het, beste lezer, ik dreig in herhaling te vervallen) op de meest vreemde en opwindende zijpaden wordt geleid. Van Ravel (Sheherazade) tot Martucci (Notturno), van Britten (Serenade) tot Diepenbrock (Hymnen an die Nacht), van Hendrik Andriessen (Miroir de peine, een regelrechte ontdekking!) tot Lutoslawski (Les espaces du sommeil)... Ik kan er niet genoeg van krijgen. Het is een meer dan verleidelijk genre, dat orkestlied, en het is niet verbazingwekkend dat het in de laat-Romantiek tot grote bloei is gekomen: expressie tot het uiterste gevoerd, dankzij de combinatie van het brede orkestpalet en de menselijke (lees vooral: vrouwelijke) stem.
Op wikipedia is een mooie, maar uiteraard onvolledige opsomming te vinden van de belangrijkste orkestliederen. Daar ontbreken dan bijvoorbeeld nog de hierboven genoemde Martucci en Moessorgski (Liederen en dansen van de dood, orkestratie door Sjostakovitsj) en godweet wat nog meer. Heeft u suggesties, laat maar weten!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten